Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

zwijn

betekenis & definitie

vuile, onbeschofte, brute vent. Soms ook voor een dronkaard of een luiaard (lui zwijn).

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was volgend kinderversje erg populair: ‘Pief paf poef. Hitler is een boef.

Hitler is een zwijn. Jij moet em eerlijk zijn.’ Kom, jij met je nog al, schik je slapende bakhuis eens wat op, lui zwijn! (Johannes Kneppelhout, Studenten-typen, 1839-1841) Wat sta je nou weer te knoeien! bulderde meneer Eduard, ‘zie je wel, dat je dronken bent, zwijn!’ (A.C.C. de Vletter, Paljas, 1902)Vuil Semitisch zwijn, arbeidersprofiteur. (Louis Ferron, De keisnijder van Fichtenwald, 1976)