Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

zatgat, zatladder, zatlap, zatzak

betekenis & definitie

dronken persoon.

‘Dat leeft als God in Frankrijk, vadsig en lui, van ’t geld der stomme zatlappen,’ grommelde Speeltie. (Reimond Stijns, Hard labeur, 1904)

... onder toepasselijke opmerkingen van den eersten zatladder... (De Groene Amsterdammer, 01/07/1933)

Wat gaat hem die zatlap van ’n bootwerker aan... (Jan Mens, De Gouden Reael, 1940)