Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

zaadbal

betekenis & definitie

(jeugdtaal) onaangenaam persoon; iemand met een dom uiterlijk. Als negatief voorvoegsel wordt zaadzeker al twintig jaar gebruikt om aan te duiden dat wat volgt hoogst vervelend of onaangenaam is.

Zo spreekt men bijvoorbeeld misprijzend over een zaad film of over zaadmuziek. In sporttaal kan een zaadbal ook gewoon een slechte bal zijn.

Ja zaadbal! Ik ben nog lang niet doof. (Loes Flendrie, Zonder pardon, 1992)

Schaap, evenals McEnroe linkshandig, barst van het talent, maar kiest niet altijd even zorgvuldig zijn woorden. In de finale tegen Kok bewees hij met ‘zaadbal’ en ‘flapdrol’ over een vocabulaire a la McEnroe te beschikken. (Trouw, 21/09/1992)