Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

vlegel

betekenis & definitie

baldadige jongen; onbeschofte kerel. Reeds in de zeventiende eeuw als scheldwoord voor een gemene kerel.

... gy, lompe vlegels... (Jacob Campo Weyerman, De Rotterdamsche Hermes, 1720)

De vlegel! De ploert! Ik! Ik moet maar alles slikken. Mij zegt maar iedereen alles! (Louis Couperus, De boeken der kleine zielen, 1901-1903)

Verdomde vlegel, moet ik nou uitwyken voor jóu. Wyk jy uit voor my. (W.A. Paap, Vincent Haman. Tweede druk, 1908)