ingebeelde gek; getikte. Uit het Oudduits, waar verschwarzt ‘vervloekt’ betekent.
Bij ons oorspronkelijk (negentiende-eeuws) toneelslang en Joodse volkstaal. Volgens Beem wellicht een als Moor verklede figuur uit een Poerimspel.Jij houdt je smoel, pettig, verschwartster-nar ... (Israël Querido, Levensgang, 1901)
Ze wete hier toch niks van mekaar, de verschwarzte narre! (A.M. de Jong, Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)
Het vorderde enige tijd eer ik het arsenaal van mijn Pijpse scheldwoorden had verrijkt met lieflijkheden als: verschwarsternar, gammer, frotter, hourik, mesjoggene hond en andere germanismen. (Piet Bakker, Jeugd in de Pijp, 1946)