Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

ukkie, ukkepuk

betekenis & definitie

iemand die klein van gestalte is. Vandaar vooral gebruikelijk voor ‘een jong kind, een dreumes’.

Er bestaan talrijke verbasteringen, zoals ukkedop en utterdop. Mogelijk is er verwantschap met huk (we denken hierbij aan: op zijn hukken zitten).

Zie ook pietje puk.Zoo’n ukkepuk! Wou die me slaan? (Boekenoogen, De Zaansche Volkstaal, bijdrage tot de kennis van den woordenschat in Noord-Holland, 1897)

Maar zij... ze was een ukkie en ze bleef een ukkie... (De Groene Amsterdammer, 11/05/1913)

... die ukkepuk is niet in z’n eerste leugentje gestikt... (Ben Borgart, Troostverhalen, 1981)