Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

trut

betekenis & definitie

stijve, preutse, onnozele vrouw. Het scheldwoord wordt tegenwoordig ook voor mannen gebruikt.

In homotaal staat het bijvoorbeeld voor een ‘vrouwelijk type homoseksueel’ (zie Joustra). Trut is een klanknabootsend woord dat eigenlijk ‘weke brij’ betekent.

Het geeft het geluid van kokende pap weer. In het Bargoens wordt het gebruikt in de zin van ‘vrouwelijk geslachtsdeel’.

Vandaar ook voor ‘iets zachts, iets weeks’ en vervolgens voor ‘een onnozele vrouw’. Omdat vooral (oudere) vrouwen graag achter het stuur van een Daf-wagen zaten, kreeg de auto in de volksmond de grove bijnaam truttenschudder (soms met de toevoeging met jarretelaandrijving).

De Zeeuwse commissaris van de koningin Wim van Gelder noemde ‘het Zeeuws meisje’ ooit het margarinetrutje.Je weet wel, zo’n uitgedroogde trut die niets van het leven begrijpt. (Jan Wolkers, Gesponnen suiker, 1962)

Verrekte sloerie, lijpe trut, portiekhoer, slet, spinaziekut. (Robert Long, Beschaafde Tango, 1977)