Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

temeie, temeier

betekenis & definitie

(Bargoens) publieke vrouw, hoer. Via het Jiddisch terug te voeren op het Hebreeuwse temea (onrein).

Een temeierspiese is ‘een bordeel’. Een temeieschlepper is Jiddisch voor ‘hoerenloper’, terwijl temeierknijzer Bargoens is voor ‘vrouwenbeloerder’.

Temeie(r) is mogelijk van oorsprong Amsterdams (zie hiervoor Berns & Van den Braak).... in zijn huis geen ‘temije’, geen onreine vrouw. (Carry van Bruggen, De verlatene, 1910)

‘Bah,’ sprak zij, ‘wat een fineres temaje! Die durft nog wat te zeggen ook!’ (H. van Aalst, Onder martieners en bietsers, 1946)