Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

taainagel

betekenis & definitie

taai, kras persoon; iemand die zich niet laat overhalen of die erg afdingt. Bij Boekenoogen in de zin van ‘plaaggeest’.

Betekent ook ‘kruidige scheepsjenever’.Toanagel. Scheurnagel; Nederduitsch taainagel, ‘iemand, die vasthoudend is,’ zie Weiland en onder nagel van deze verzameling. (Overijselsch Taaleigen, in: De Taalgids, derde jaargang, 1861)

Nee, in de mat was opoe zeker niet. Cantelhoven misschien? Die taainagel ziek? (Willem van Iependaal, Cantelhoven’s Ereprijs, 1941)

Die Johnny! Die lelijke taainagel! (Piet Bakker, De slag in de Javazee, 1951)