Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

sul, sulletje

betekenis & definitie

onnozele hals; dom, suf persoon; goedzak. Het woord dateert van het begin van de zeventiende eeuw.

De herkomst is onzeker.‘Sul!’ zei Koenraad nog narrig, ‘je slijpt door de lak heen; pas maar op, of je wordt hier ook vandaan gebonsjoerd.’ (Jacobus van Looy, Jaap, 1923)

... die tamme, niets voor zichzelf eischende jong-ouwe sul... (Herman Heijermans, Vuurvlindertje, 1925)