Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

schuinsmarcheerder

betekenis & definitie

overspelige; echtbreker. Van zo iemand zei men vroeger dat hij buitenbeens ging.

Ieder diertje zoekt zijn pleziertje, en wil zoo’n liberale schuinsmarcheerder niet in het voortbestaan en de herleving der Internationale gelooven, het zal ons een zorg zijn. (Het Volk, 04/02/1916)