Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

schobbejak

betekenis & definitie

gemene vent; schoft. Mogelijk een samenstelling met het zestiende-eeuwse scobbe (schurft).

Ook een ontlening aan het Nederduits (schubjack) valt niet uit te sluiten. Van oorsprong Amsterdams? Berns & Van den Braak vermelden skobbiejakke: schoften.Hij heef de eer gehad om voor de keizer der Russe te mannevrere. Deuze jonge jufvrouw, is ook nooit of nimmer overtroffe geworde, en dut jongetje op zij schobbejak! dut jongetje, twee jaren oud, doet toere en maneuvres daar ’n mens verstomd van zei staan. (J.J. Cremer, Betuwsche novellen, 1856)

De agent, niemand anders dan de boer van Willems ‘kaante’ mompelde onophoudelijk nijdig niets anders dan: ‘skobbejak, zoo’n gladdakker, zich veur een boer uut te géven!’ (Willem Roda, Eli Heimans, 1889)

Weg, schobbejak, of ik zal jòù dooden! (A.C.C. de Vletter, Paljas, 1902)