Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

sambo

betekenis & definitie

(jeugdtaal) zwarte jongen met dikke lippen, soms ook met een dikke bril. De naam heeft een woelige geschiedenis achter de rug.

Sambo was onder Amerikaanse zwarten een populaire naam tijdens de slavenperiode. Toen die werd afgeschaft, ging er een soort banvloek rusten op de term vanwege de onderdanige associaties.

In de Verenigde Staten, waar het woord al sinds het begin van de achttiende eeuw wordt gebruikt, is het veel negatiever en zelfs ronduit racistisch. Het gebruik van deze term onder blanken werd mogelijk beïnvloed door het Amerikaans-Spaanse zambo (‘zwart persoon, mulat’ en ook ‘soort gele aap’).

Het wereldwijde gebruik als een persoonsnaam suggereert evenwel een Afrikaanse herkomst. Misschien stamt het zelfs af van een Hausawoord (Hausa is een Afrikaanse taal, gesproken door 24 miljoen mensen, en als tweede taal door nog eens 15 miljoen) voor ‘tweede zoon’ of ‘naam van de geest’.

In populaire kinderboeken uit de negentiende en begin twintigste eeuw duikt de naam Sambo vaak op als hoofdfiguur. Van Helen Bannerman verscheen in 1899 ‘The story of little black Sambo’ (in het Nederlands vertaald als: ‘Sambo, het kleine zwarte jongetje’).

In sommige Amerikaanse scholen en bibliotheken is het nog steeds taboe, omdat het voor zwarten beledigend zou zijn. Tot ver in de jaren zestig werden Afrikanen hier nog getekend met een bot door hun neus.

Deze negatieve beeldvorming is zelfs nu nog onderwerp van discussie (denken we maar aan onze Zwarte Piet).Daar was eens een klein jongetje. En dat jongetje was een zwart jongetje. Ja, dat was natuurlijk een negerjongetje! En dat negerjongetje heette Sambo! Alléén maar Sambo! Een achternaam... die had hij niet! Vind je dat vreemd? Ja, ik óók! Maar och! Wat zal je daaraan doen! (Leonard Roggeveen, Sambo, ga je mee? 1939)

De meest Archie-Bunkerige Nederlanders die ik ooit meemaakte waren de officieren van een Nederlands vrachtschip dat van Rotterdam naar Bahrein voer. Sambo’s, kamelenneukers, soepjurken, ploppers, achterladers, het hield niet op. (NRC Handelsblad, 10/08/1992)