(jeugdtaal) roodharige. Syn.: achterlicht, bakboordslicht, knipperbol, stoplicht, vuurtoren.
Die rechtsbinnen, die dikke rooie, je weet wel, die heeft Kromhout van Vitesse toch es zóó tegen z’n knie geschopt, dat ie in zes weken niet heeft kunnen loopen. (J.B. Schuil, DeA.F.C.-ers, 1915)
Futiel, als ik naar een andere school was gegaan, had ik andere jongens ontmoet, ais ik geen rood haar had gehad en niet altijd uitgescholden was voor rooie biet, stoplicht, knipperbol, als ... (Bert Hiddema, Ik loop, 1982)
