Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Roetmop

betekenis & definitie

(racistisch) kleurling, zwarte. Soms ook roetkop.

De wielrenner John Schlebaum (1898-1966), een stayer, werd in Amsterdam steeds aangemoedigd met de schoorsteenvegerskreet: ‘Hoeoeii, roetmop. Knokken hoor.

Geef ze op d’r donder!’ Zijn bijnaam had te maken met het feit dat zijn vader in de Jordaan kolen verkocht.Deftig begroet hij al de aanwezigen meteen: Dames en Heeren! ik ben Sinterklaas en ik kom jelui erreisies opzoeken en dat is m’n zwarte jongen, die maak je buiging roetmop-de cadeautjes brengt. (De Groene Amsterdammer, 05/12/1897)

Gemeene negers! vloekte Cecilius. Vuile roetkoppen! Zal je niet slaan? Zal je mijn broertje niet slaan?! (Louis Couperus, De komedianten, 1917)

Kijk uit, waar je loopt, vuile roetmop! (A.M. de Jong, De wereldreis van Bulletje en Boonestaak. Ongedateerd, 1923-1924)