Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Praalhans

betekenis & definitie

opschepper; snoever; grootdoener. De persoonsaanduiding Hans (afgeleid van de doopnaam Johannes) werd aanvankelijk gebruikt (vooral wanneer voorafgegaan door grote) voor 'iemand die door rijkdom of aanzien uitmunt, m.n. iem. die zich daarop laat voorstaan’ (Van Dale).

Deze betekenis komen we bijvoorbeeld tegen in ‘De familie Kegge’ uit de Camera Obscura van Hildebrand. Daarin heeft de heer Adam Kegge het over ‘grote hansen en adellijke heren’. Hans is verder nog een Bargoense benaming voor een protestant. Andere samenstellingen met hans zijn pochhans en schrokhans.

Ons Calvinisme ... is democratisch van aanleg. Democratisch, niet om het leven neer te trekken tot de ruwheid van den botterik of praalhans... (A. Kuyper, Het Calvinisme en de Kunst, 1888)