lomp vrouwspersoon; boerentrien.
Wat ziet die mama van Van Raven er uit. Net een pottetrien. (Louis Couperus, De boeken der kleine zielen, 1901-1903)
Ten eerste de waardin, een vette pottetrien... (De Groene Amsterdammer, 11/09/1926)
Voor dikkertjes: zij is wel een matrone, pottetrien, een patapoef. (Agnies Pauw van Wieldrecht, Vin-je dat we een hoed op moeten? Persoonlijke herinneringen aan een bijna vervlogen levensstijl, 2003)