Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Plurk

betekenis & definitie

(oorspronkelijk onder soldaten in Ned.Indië en studenten) onbeschaafd iemand; boef. Het gaat hier om een schertsende samentrekking van schurk en proleet (of ploert).

Dit scheldwoord dateert al van het begin van de twintigste eeuw. Van Dale kent het echter pas sinds 1984, Koenen kent het helemaal niet.

Iemand die zich als een plurk gedraagt, wordt verondersteld uit Plurkenkerke te komen, een fictieve plaatsnaam, gesignaleerd door iemand uit Zeeland. Vgl. palurk en prolurk.Daar ligt een plurk, een parasiet! En hij slaapt op mijn kussen! (Het Vaderland, 04/10/1928) Waarom die lange dagelijksche lijst van dooden en verminkten? Omdat plurk A geen seconde geduld had om een ander voertuig, dat hierop recht had, den voorrang teverleenen. (De Groene Amsterdammer, 27/08/1932)

... de ene keer een plurk, de andere keer een nimf... (Ben Borgart, De vuilnisroos, 1972)