Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Miep

betekenis & definitie

1) (vaak verkleinvorm) (dom) meisje, (domme) vrouw. Voor het eerst gesignaleerd door Kuitenbrouwer (Turbotaal).

In lesbische kringen wordt een wat burgerlijke, aangepaste lesbienne soms smalend een kantoormiep genoemd (zie Kunst & Schutte). Een administratief medewerkster wordt tiepmiep genoemd.

Delftse studenten verstaan onder miepen Utrechtse studenten. Een miepje snuiven betekent ‘een meisje proberen te versieren’.

Het werkwoord miepen, dat vooral in de jeugdtaal populair is, betekent ‘zeuren’.Nou hup, teken dan alleen maar een kut, nee een hele miep, dat is beter. (Kees van der Pijl, Esprit de Corps, 1989)

Ze maken kleren voor rechtsige hockeymiepjes maar willen een linksig imago kweken. (Nieuwe Revu, 22/09/1993)

Ik dacht: mijn god, een of andere milieumiep is bezig met een actie. (Opzij, januari 2004)

2) smalend voor een homoseksueel.

Die ouwe miep van ‘next door’ groeide uit tot een heuse cultfiguur. (Haagse Post, 06/12/1986)

Zijn metgezel, een miep van de Raad voor de Kunst, is gelukkig spraakzamer. (Joost Zwagerman, Gimmick, 1989)