Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Lel

betekenis & definitie

ordinair (vrouwspersoon; vuile, gemene meid.

Wat verbeeldde ze zich wel, die kakmedam! Wat was ze nou zooveel anders as de gewone lelie? (Frans Coenen, Zondagsrust, 1902)

Hij had de liederlijkste lellen den branderigen wellust-mond met heete zoenen volgeslobberd. (Israël Querido, De Jordaan, 1912-1925)