Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Landkrab, landlubber

betekenis & definitie

(zeemanstaal) landbewoner. Lubber(t) is een Bargoens woord voor ‘sul’.

‘Is dat hier de keuken?’ vroeg Bulletje bedeesd. De kok keek ineens boos en zei: ‘Nee, landkrab, dat heet aan boord fatsoenlijk: een kombuis, versta je?’ (A.M. de Jong, De wereldreis van Bulletje en Boonestaak. Ongedateerd, 1923-1924)

Jullie landlubbers hebben geen idee van wat er op zee zoal te koop is en ik verzeker je: ais je het niet gelooft, smijt ik je alle drie zó de kombuis uit! (Willy van der Heide, Avonturen in de Stille Zuidzee, 1950)