gek, dwaas; vervelend persoon.
‘Vervelende kwast. Nooit is hij er als ik hem noodig heb.’ (Cissy van Marxveldt, Een zomerzotheid, 1927)
Nee, Toon kon je niet rekenen, die rare kwast was vast niet helemaal achttien karaat. (Jan Mens, Er wacht een haven, 1950)
Verwaande kwast! (A.M. de Jong, Het geslacht Verhagen,1956)