(Bargoens) armoedzaaier. Eigenlijk: iemand met een ‘kaal jak’; een kale jas.
Bij Molema vinden we kaaljager voor een ‘aanmatigende arme duivel’.... da volk van ongetemde barbaren barbaren gebleven tot op den huidigen dag, al draagt een gedeelte van zijn jongste geslacht dan ook sokken met striepen en ruiten en broeken met vouwen erin, die kaaljakkers! (De Groene Amsterdammer, 18/12/1926)