Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

janlul, Jan Lul

betekenis & definitie

sufferd, slappeling; onhandig persoon. Eigenlijk iemand die veel (uit zijn nek) kletst (lult) en vandaar ‘onbenullig iemand’.

Lullen betekende een viertal eeuwen terug onder meer: zinloos praten. Lul had oorspronkelijk ook de betekenis van ‘pijpkan (zuigfles)’.

Eind negentiende eeuw werd het woord meer en meer in verband gebracht met het mannelijk geslachtsdeel (een vergelijking met de zuigfles lag voor de hand). Heestermans (1989) vermeldt als hedendaagse varianten van dit scheldwoord: Janni kut en Janus Droplul.

Bij Van Eijk (1980, p. 105) vinden we nog. Jan Lul uit de biertuin.

Bekende uitdrukkingen zijn: voor Jan Lul staan (voor gek staan; belachelijk zijn); iets voor janlul doen (te werk gaan als een onnozele; iets doen dat volkomen nutteloos is); sta daar niet voor Jan Lul (doe iets; onderneem wat). Vgl.

Frans: Jean-fesse; Jean-foutre.Akkerman, waar is je tweede paar? Geen antwoord. Nou! sta d’r nou niet bij als Jan Lul, je hebt ze toch niet opgevreten? (L.H. Drabbe, Het dappere Hollandsche leger. 3e druk, 1904)

Met een geweldige smoes had ze die Jan Lul zijn kleren ontfutseld. (Heere Heeresma, Geschoren schaamte, 1968)

Jan Lul stond voor de rechter/ En de rechter voor Jan Lul. (Neerlands Hoop, De ballade van Jan Lul, 1971)