Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

jandoedel

betekenis & definitie

sukkel; sufferd; slap figuur. De veelvoorkomende mannelijke voornaam Jan komen we tegen in talrijke uitdrukkingen (Jan en alleman, Jan met de pet enz.) en deze wordt hier gecombineerd met de gewestelijke aanduiding (doedel) voor een sufferd.

Doedel is wellicht gevormd van dodden, waarvan het werkwoord dutten is afgeleid. Tevens zou dan verwezen worden naar een slappe doedelpop (lappenpop).

Een overtreffende trap is overgehaalde jandoedel. Jandoedel is echter in de eerste plaats een Bargoense of schertsende benaming voor jenever.

De betekenis van ‘sufferd’ is veel later ontstaan. Toen ging die Jan Doedel zich er nog es mee bemoeien. (Yvonne Keuls, Het verrotte leven van Floortje Bloem, 1982)Waar ik aan de universiteit ook maar terechtkom, verzamelen zich na een poosje alle weirdo’s, alle randdebielen, alle Jan Doedels om mij heen. (Maarten ’t Hart, De unster, 1989)

... een totaal krankzinnige uitvinding van een geflipte joodse jandoedel. (Herman Brusselmans, Guggenheimer wast witter, 2000)