Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

janboerenlul

betekenis & definitie

sufferd, stommeling; de gewone man. Zie ook boerenlul en Jan Lul.

Daar blijf je, ook als je toevallig een beetje aardig kan volleyballen, een janboerenlul en spreken we de kroonprins gewoon met Willem aan. (NRC Handelsblad, 23/11/1996)

Maakt de lezer opeens kennis met de janboerenlul Giphart. (Nieuwe Revu, 07/08/2002)

Bij zo’n meidengroep is het toch niet leuk als elke Jan Boerenlul zo maar binnen kan lopen, (de Volkskrant, 07/08/1985)