Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

horecaffer

betekenis & definitie

iemand die in de horeca (hotel, restaurant of café) werkt. O.a. gesignaleerd door Grijs.

Reinsma (1975) geeft voor horeca een citaat uit 1974. Het WNT geeft echter al een vindplaats uit 1941.

Van der Sijs dateert het woord op 1940. De afkorting horecaf komt echter al in 1921 voor in de archieven van De Groene Amsterdammer.

Ook horecaffer werd al opgetekend in 1921. Eigenlijk is dit geen scheldwoord (al wordt het door velen zo ervaren, wellicht vanwege het woorddeel kaffer) maar eerder een schertsende of spottende benaming.

Het is afgeleid van Horecaf: ‘1 van de 5 Nederlandse Verenigingen die de horecabedrijven privaatrechtelijk vertegenwoordigen’ volgens de Oosthoek Werkencyclopedie. Een bekend versje uit 1935, ‘Kwijnende cafébedrijven’van Dorus Clingebos, ging als volgt: ‘Horecaffers, slokjesbazen/Wénscht ge uw zaak beklant?/ Schenkt dan drank in gróóter glazen/Vol tot aan den rand!’ Na veertien dagen hadden inlichtingen vandaar zeker kunnen verkregen worden, als de heeren Horecaffers die inderdaad noodig hadden gehad. (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 11/08/1921)Ze maakt ook, in casu, borrels. En misschien zegt wel zoo’n Horecaffer, als hij dit leest: ‘Stik vent.’ (Het Vaderland, 28/09/1932)

Wat stond je te kijken, horekaffer? (Remco Campert, Tjeempie of liesje in luiletterland, 1968)