Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

hoed

betekenis & definitie

(Rotterdam, verouderd) politieagent. Schertsend of spottend past men de naam van een kenmerkend of opvallend deel op de persoon toe.

Hoed: agent van politie. Hoed! spoeg bloed, zooals de waterleiding doet. (Koster Henke, De boeventaal, 1906)

O ja, enne laatst was-ie weer opgepakt door een glimmend gajes, een hoed, weetje, omdat ie cente vroeg an de menschen op straat... nou, kon hij ’t helpe? (Chr. van Abkoude, Kruimeltje, 1923)