Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

haas,haasvreter

betekenis & definitie

bangerik; angsthaas. Afgeleid van het werkwoord haasvreten (bang zijn).

Volgens het oude volksgeloof zou men door het eten van een haas ook de angst van dit dier overnemen. Misschien ontleend aan ‘Van den vos Reinaerde’, waarin de versregel voorkomt: ‘Ende hi vrat haese’.

Vandaar ook uitroepen als haas, haas wanneer iemand bang was. Soms versterkt tot kolossaal haas zijn.

Deze laatste soldatenuitdrukking is inmiddels verouderd.Vreesachtige hazen zijn wij echter niet; dat hebben wij reeds honderden malen bewezen! (C. de Kinder, De wonderlijke lotgevallen van Jan zonder Vrees, 1920)

Nou, ik wou dan dit zeggen een troepje lui dat genoeg lef heeft om met kortjans tegen jachtgeweren te vechten zijn geen haasvreters, wel? (Nieuwe Rotterdamsche Courant, 24/03/1925)