Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

gortenteller

betekenis & definitie

gierigaard; iemand die zich uit gierigheid of vitzucht met keuken of huishouding bemoeit en in die zin: een keukenpiet; janhen. Oorspronkelijk een zeemansterm.

Dateert uit de tijd toen de scheepskapiteins nog een vast bedrag kregen voor de voeding der bemanning en ze zichzelf uit hebzucht trachtten te bevoordelen. Ook wel: gortenwikker.Geen man sal sich, wanneer zyn vrou gesondt is, of minder boden heeft, met de koocken of eenighe andre Marck-gangh, dan die van de Visch, waer toe hy geen Emmer, maer een bequaem Net sal moeten ghebruycken, bemoeyen. Doch of het geviel, dat sulcx, door gierigheydt en wantrouw, by sommige wierdt gepleeght, gelijck men dickwils siet, die sullen oock niet verder dan in de kooken mogen gebieden, en met de naem van Gortenteller, of Seemel-knooper gedoopt worden. (Jan Pietersz. Meerhuysen, De geest van Jan Tamboer of Uytgeleeze stoffe voor de klucht-lievende ionckheydt. 1659)

Ik beken graag dat het verre beneden de deftigheid van een man is, een keukenklauwer en gortentelder te zijn. (Justus van Effen, De Hollandsche Spectator, 1731)