(in Vlaanderen) iemand die er onnozel uitziet. Zie ook opmerkingen onder aap.
Die fooraap droeg niet eens een das! (Herman Brusselmans, De terugkeer van Bonanza, 1995)
‘Zelf te lomp om tegen een bal te stampen,’ mompelde mijn vader nahijgend. ‘De fooraap!’ (Guido Van Meir, Terug naar Oosterdonk, 1997)