iemand die slordig gekleed of te werk gaat; sloddervos. In Vlaanderen (gewestelijk) ook voor een vleier.
Zie ook: floddermadam.Mijn jongste is de laatste tijd nogal veel ziek geweest en dat is een echte flodderaar geworden. (Paul Koeck, Opgemaakt in zoveel exemplaren als er partijen zijn, 1976)