Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

filoe, filou

betekenis & definitie

(vnl. in Vlaanderen) vals, onbetrouwbaar persoon; bedrieger. Dit Franse woord wordt ook vermeld door Pauw van Wieldrecht, hetgeen gebruik bij de Nederlandse adel suggereert.

Een verouderd werkwoord is filouteren: op een behendige wijze bedriegen. Filouterie betekende ‘bedriegerij’.

Verder hoor of lees je: filoestreken en filoe-ogen (de valsheid in iemands blik).Wy liepen, gedurende drie of vier dagen, als twee dolle honden door de Stad, vragende byna in alle de huisen na onse onsigtbare Urgande, maar te vergeefs, het welk ons ten laatste so ongeduldig maakte, en onse onlust so seer vernieuwde, dat Clitander, beginnende eenmaal aan de tafel uit te donderen, en my in het byzyn van al de gasten voor een Filou of een Gauwdief te schelden,... (N. Heinsius, Den vermakelyken avanturier, 4de druk 1715)