Definities van Scheldwoordenboek in de Ensie Z
- zaadbal
- zaadcontainer
- zaadhaas
- zaadje, zaatje
- zaag
- zaagselhoofd, zaagselkop
- zabberstok
- zacht ei, zachtgekookt ei
- zaffel, zaffo
- zak
- zak hondenstront
- zak hooi, zak met vingers, zak tabak
- zak patat
- zak stront
- zakkenvuller
- zakkenwasser
- zakkie slappe was
- zakko
- zalf(je), zalfie
- zalf(je), zalfie
- zalfpot
- zandhaas
- zandneger
- zatgat, zatladder, zatlap, zatzak
- zebedeus
- zeekalf, zeekoe
- zeepsmoel
- zeikdoos, zeikdweil, zeikteil
- zeiker, zeikerd
- zeikhannes
- zeiklijster
- zeiknest
- zeikpeer
- zeikridder
- zeiksnor
- zeikstengel
- zeikstraal, zeikzever
- zelfgebreide trut
- zeloot
- zemel, zemelaar
- zemelknoper
- zenuwenbonk, zenuwenknobbel, zenuwenmoot, zenuwpees
- zenuwlijer, zenuwlijder
- zeug
- zeugie
- zeurkont, zeurkous, zeurneus, zeurpiet, zeurtrien, zeurzak
- zeveraar
- zeverkut, zeverzwijn
- ziel
- zielenknijper
- zielenpiet, zielenpoot
- zielo
- zij-jurk
- zijden doos, zijden gleuf, zijden mina, zijden sok
- zijden nicht
- zoeloe, zoeloelip, zoembalip
- zombie
- zondagsrijder
- zool
- zootje, zootje ongeregeld
- zot
- zottenbol
- zoutwaterjannen
- zoutzak
- zuipbalg, zuiplap, zuipschuit, zuipzak
- zulthoofd
- zultkop
- zuurkool
- zuurmuil, zuurpruim, zuursnoet
- zwaap
- zwabbber (3)
- zwabber (1)
- zwabber (2)
- zwabberaar
- zwabberjanus
- zwakhoofd
- zwamneus, zwampik
- zwans, swans
- zwarte
- zwarte doos
- zwarte duivel
- zwarthemd
- zwartjacker, zwartjakker
- zwartjan (1)
- zwartjan (2)
- zwartjoekel
- zwartkous, zwarte kous
- zwartrok
- zweefkees, zweefkont, zweefteef
- zweefteef
- zweetdief
- zweetpatat
- zwemband
- zwetser
- zwijn
- zwijnjak
- zwikzwak