Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 16-05-2017

ei(tje)

betekenis & definitie

(vnl. jeugdtaal) sloom en dom persoon; maar ook: doetje, slappeling, halfzacht iemand. Zelden van toepassing op personen van het vrouwelijk geslacht. Verkorting van zachtgekookt ei. Sedert begin jaren tachtig. Die was een tijdje geleden zelfs verliefd op haar, maar mijn nichtje vond hem maar een ‘ei’ en bovendien had ze al een vriend. (Popfoto, december 1988)

... deze ‘kleine slome studiebolletjes’, ook wel aangeduid als ‘eitjes’, ‘guppies’, ‘Harries’ of ‘veterboys’. (Mieke de Waal, Meisjes: Een wereld apart, 1989)

God, wat een eitje is dat zeg, die Boogerd. Niks presteren en maar blij doen. (Vrij Nederland, 22/07/2000)