Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

drooggeiler

betekenis & definitie

iemand die door te gluren zichzelf opgeilt. Er bestaat ook een werkwoord: drooggeilen.

Die knijppies laat ik dus maar aan de drooggeilers over. (Haring Arie, Een leven aan de Amsterdamse zelfkant, 1968)

Gelegenheid voor de oude vieze kereltjes die elke dag in het theater met glazige ogen naar de meiden zitten te turen en de drooggeilers, om zich naar de toiletten te haasten. (Jan Cremer, Made in USA, 1969)

Weer zo’n drooggeiler die voor rasneuker wil doorgaan, wist Hammie. (Heere Heeresma, Eén robuuste buste, 1989)