Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

doos (1)

betekenis & definitie

vanouds een vulgaire term voor het vrouwelijk geslachtsdeel (ook in het Zuid-Afrikaans en in het Engelse slang: box), vandaar overdrachtelijk voor een vrouw, meer bepaald een dom wicht. Soms in de verbinding domme doos.

Ook ouwe doos komt vaak voor. Het WNT (1916) vermeldt doos met de betekenis van: a) weinig bij de hand, onnozel vrouwspersoon; vrouw die gemakkelijk is beet te nemen, die weinig middelen van verweer heeft; doetje; trui.

In de oudere taal. Het woordenboek citeert Vlissings Redens-Lust-Hof (1642); b) in Zuid-Nederland in de verbinding oude doos: oude vrouw, oud wijf.

Een emotiedoos was in de jaren negentig een schimpnaam voor een meisje dat veel naar populaire tv-soaps als ‘Beverly Hills 90210’ en ‘Melrose Place’ keek. De Nederlandse rappers van Osdorp Posse geven de betekenis van doos in hun song 'Origineel Amsterdams’: 'Alle meissies noem ik wijven en voor jongens zeg ik gozers.

Geile wijven dat zijn moppies, tortelduifjes noem ik vozers. Een kut is een doos, een korte tijd is een poos.

En als ik zeg “Ik raak het stierenoog” bedoel ik de roos.’ Zie verder ook dirkdoos. Het bijvoeglijk naamwoord dozig (niet al te slim) en de variant deuzig werden in de zeventiende eeuw nog volop gebruikt (o.a. bij vadertje Cats en Joachim Oudaen) maar veel later werden deze woorden nog nauwelijks aangetroffen in de Nederlandse literatuur.

Dankzij internet is dozig aan een comeback bezig.

Op menig webforum wordt iemand voor dozig uitgemaakt.

In de zeventiende eeuw werden dozig en deuzig gebruikt voor 'duizelig, suf, stompzinnig’. De huidige versie is eerder een afleiding van het scheldwoord doos.

Katja Schuurman wordt in de media wel eens denigrerend schuurdoos genoemd.Op die wijze had zij de veertig, de akelige veertig bereikt, was eene oude doos geworden, en had alle hoop op eenen konvenabelen echt moeten opgeven. (Domien Sleeckx, Op ’t Eksterlaar, 1863)

’t Is gewoon de kut van een of andere geile doos. (Paul Van Mook, Bajesverhalen, 1980)

Raam, dit is Petra, maar die naam is mij te Hollands voor een Spaanse doos. (Joost Zwagerman, Gimmick, 1989)