Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

bul

betekenis & definitie

lomperd. In jeugdtaal van midden twintigste eeuw ook ‘politieagent’.

Wellicht onder invloed van het Duitse Bulle (stier), een slangwoord voor een smeris.Hè, bul! maf-ie al? (A.M. de Jong, Notities van een landstormman, 1917)

In de knokploeg van Jaap Senf hadden zich ook grote wijzigingen voorgedaan, Senf had zijn oude garde, (waar hij vnl. zijn sukses aan te danken had) aan de kant gezet en ongeveer honderd bullen uit het Westland gehuurd, die van de hekken afdoken, over het publiek heen doken en zonder pardon iedereen in elkaar knuppelden. (Hitweek, 20/05/1966)