man met een erg groot geslachtsorgaan. Ook voor een ‘sufferd of onhandig persoon’.
Sedert begin jaren tachtig. Ter versterking wordt het woord vaak voorafgegaan door afgelikte.
Vgl. apenlul; bokkenlul; tietjanberenlul.Als er begrippen als ongeschoren berenlul of rijkgeworden platenhoer op het schermpje van de mobiele telefoon van Herman zijn verschenen, dan neem ik dat klakkeloos aan. (NRC Handelsblad, 19/10/2002)