Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

bankroetier

betekenis & definitie

(verouderd) iemand die (na bedrog) failliet is gegaan. Ontleend aan het Frans (banqueroutier).

Voor zover we zijn leven kunnen overzien, is hij gedurende één periode als oplichter opgetreden, maar is hij als bankroetier een recidivist. (G.A. Bredero, Spaanschen Brabander, 1617)

Dit heeft hem den naam van een ‘bankroetier’ doen verkrijgen; en grooter scheldwoord is in Holland van ouds niet denkbaar. (De Groene Amsterdammer, 13/04/1884)