Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

baaivanger

betekenis & definitie

ironisch voor een slecht schaatser, krabbelaar. Oorspronkelijk werd het woord in schaatskringen gebruikt voor een zwierig schaatsrijder, een kampioen, de beste van allen.

Gaandeweg kreeg baaivanger een wat negatieve bijklank: schaatser die om te imponeren veel gaat zwieren en met de handen zwaaien, vandaar: ijdeltuit; bluffer, opschepper. Onder matrozen is het ook een benaming voor een ruwe matroos of zwierbol.

Iemand die veel beweging maakt wordt wel eens aanzien voor een dronkaard. Reeds bij Harrebomée.