Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

arro

betekenis & definitie

arrogant persoon. Dit woord werd in 1986 gelanceerd door Van Kooten en De Bie, als persiflage op de eindeloze reeks modieuze afkortingen die rond die periode opdook (anarcho, aso,brabo,depri enz.) en daarna gesignaleerd door Kuitenbrouwer (1987) en Hoppenbrouwers.

Van vele afkortingen is deze ondertussen wel het populairst geworden, vooral bij de schooljeugd.Ik ben geloof ik wel vier keer aangeketst door van die Arroos met een camera! (Kees van Kooten, in Humo, 02/05/1991)

Zoals de opper-chimpansee de beste en vruchtbaarste vrouwtjes voor zichzelf reserveert, zo gaat ook de man de meest geschikte sekspartner achterna of hij nou een maatpak, een arro of een geitenwollen sok is. (Malou van Hintum, Macha! Macha! Een afrekening met het klaagfeminisme, 1995)