Sanquin & De Praktijk

Begrippen omtrent bloed en afweer

Gepubliceerd op 17-01-2017

Bloedplasma

betekenis & definitie

Naast de bloedcellen en bloedplaatjes bestaat bloed uit bloedplasma. Dit plasma zelf bestaat voor 90% uit water. Er bevinden zich een aantal belangrijke bestanddelen in het bloedplasma die het bloed zijn veelzijdige functies geven.

Na-, K- en Ca-ionen zijn afkomstig van opgeloste zouten in het bloedplasma. Ze zijn belangrijk om de pH van het bloed constant te houden. Deze is heel precies afgesteld op pH = 7,4. Daarbij zorgen ze voor de juiste osmotische waarde van het bloed. De zuurgraad en osmotische waarde van het bloed zijn belangrijk voor de werking van enzymen en voor stofwisselingsprocessen. Naast de zouten bevinden zich in het bloed ook gassen. Dit zijn voornamelijk zuurstof, koolstofdioxide en stikstof. Zuurstof is nodig voor het functioneren van alle lichaamscellen. Het afvalproduct van deze cellen is koolstofdioxide, dat in de longen geruild wordt voor zuurstof. Koolstofdioxide adem je uit, net als stikstof. Ons lichaam heeft stikstof niet nodig voor lichaamsprocessen, dus dat wordt ongebruikt uitgeademd.

Bloed is een beetje stroperig van aard. Dit komt door de aanwezigheid van eiwitten in het bloedplasma. Er worden drie soorten plasma-eiwitten onderscheiden, namelijk albumine, de globulinen en stollingsei- witten. De albumine-eiwitten handhaven ook de osmotische waarde van het bloed. Daarnaast trans- porteert albumine allerlei stoffen, zoals geneesmid- delen. De globulinen zijn eiwitten die onder andere vetten, ijzermoleculen, suikers, vitamines en hor- monen transporteren en een rol spelen bij de afweer. Stollingseiwitten spelen een belangrijke rol in de bloedstolling. Een voorbeeld van een stollingseiwit is fibrinogeen. Bloedplasma waar fibrinogeen uit is gehaald heet serum. Doordat fibrinogeen ontbreekt, kan het niet meer stollen: serum is onstolbaar.

De overige stoffen in bloedplasma zijn hormonen, voedingsstoffen uit het spijsverteringskanaal, vita- mines en afvalstoffen. Deze zijn allemaal tijdelijk in het bloedplasma aanwezig en worden zo door het li- chaam vervoerd. De afvalstoffen worden verwijderd door de lever en nieren.