Wine Lexicon

Romy Kooij (2015)

Gepubliceerd op 05-01-2015

carmenère

betekenis & definitie

Carmenère is een blauw druivenras dat bekendstaat als paradepaardje van de Chileense wijnbouw. Oorspronkelijk was carmenère een klassieke Bordeauxdruif, tegenwoordig komt het ras in Frankrijk nauwelijks meer voor. Wijn van de carmenèredruif is vol en zwoel, met veel cassis en bessen in aroma en smaak.

De blauwe carmenère komt oorspronkelijk uit de Médoc in Frankrijk. In het relatief koele, vochtige West-Frankrijk kwam de laatbloeier echter slecht tot zijn recht. Omdat het ras traag rijpt door zijn dikke schil, hebben de druiven een lang en zonnig najaar nodig. Bij gebrek aan voldoende zonlicht is een wrange ‘groene’ smaak het gevolg. Carmenère heeft veel aandacht nodig en moet letterlijk kort gehouden worden. 


Toen in de Bordeaux aan het einde van de 19e eeuw de phylloxera - de druifluis - toesloeg en bijna alle wijngaarden wegvaagde, vertrokken veel wijnbouwers met de Europese wijnstokken, waaronder de carmenèredruif, richting Noord- en Zuid-Amerika. In Chili bleek dit ras zich veel beter thuis te voelen, maar lange tijd werd verondersteld dat het om de merlotdruif ging. Pas in 1994 werd in Chili vastgesteld dat carmenère al decennialang als merlot verkocht bleek te worden. De Chilenen waren bang voor een schandaal, maar uiteindelijk werd carmenère het belangrijkste druivenras van het land.
Bij de herplanting na de phylloxera-epidemie is carmenère door zijn structurele gevoeligheid voor ziekten daarentegen in Europa nauwelijks nog aangeplant.

Qua geur en smaak lijkt wijn van carmenère inderdaad enigszins op merlot. Maar de Chileense carmenère is voller en pittiger, met meer koffie en specerijen in de neus. De smaak is kruidig en peperig met veel fruit als cassis en bessen. Dit geeft over het algemeen een sappige, stevige wijn met veel lengte en structuur.
Door deze volle smaak past carmenère goed bij barbeque en stevige vleessoorten als biefstuk en lam.