Het Griekse woord 'prophètès' betekent 'voorspeller'. In het Oude Testament treden veel profeten op.
Er zijn drie grote bijbelboeken gewijd aan profeten: Jesaia, Jeremia en Ezechiël. Daarnaast zijn er nog 12 kleinere profeten. Het zijn mensen die uit naam van God spreken en die voorspellingen kunnen doen. Sommige voorspellingen zijn concreet, zoals die van Jesaja, die de komst van een verlosser - Christus - aankondigde. Veel profetische teksten zijn echter vaag en vreemd. Kerkvaders en andere theologen hebben de teksten van profeten geïnterpreteerd. Ze zagen de oudtestamentische profetiëen als voorbodes van de gebeurtenissen in het Nieuwe Testament en trachtten al hun woorden in die samenhang te zien. Ook in het Nieuwe Testament komen overigens profeten voor, waaronder een vrouw: de profetes Anna.
