In het bijbelboek Exodus ('uittocht') wordt verteld, hoe de Israëlieten onder leiding van Mozes op weg waren van Egypte naar het beloofde land. Bij de berg Sinai sloegen zij hun kamp op.
Mozes beklom de berg en ontving van God de tien geboden, de voorschriften waaraan het joodse volk zich diende te houden. Doordat Mozes lang wegbleef, verloor zijn volk het vertrouwen in God. Tegen het gebod van Mozes in maakten zij een afgodsbeeld, een gouden kalf, en vierden uitgelaten feest. Toen Mozes van de berg afdaalde en de festiviteiten rond het kalf aanschouwde, werd hij woedend. Hij smeet de platen met de tien geboden op de grond kapot en vernietigde het kalf.
