Simon, een vrome man uit Bethanië in het Heilig Land, vroeg een keer Jezus te eten. Er woonde in de stad ook een vrouw die een zondig leven leidde.
Terwijl ze aan tafel zaten, kwam deze vrouw naar Jezus toe. Met haar tranen maakte zij zijn voeten nat en met haar haren droogde zij ze weer af. Na het drogen balsemde zij zijn voeten met zalf uit een pot die ze had meegebracht. De vrouw is later vereenzelvigd met Maria Magdalena.
