De techniek van de fotografie berust op twee uitvindingen. Allereerst was er de 'camera obscura', waarvan de werking al in 1500 door Leonardo werd beschreven. Een doos heeft in één wand een piepklein gaatje.
Het daardoor invallende licht projecteert in de camera een verkleind beeld van de werkelijkheid. Kunstenaars gebruikten de camera obscura om dit beeld te kopiëren. De andere uitvinding betrof de lichtgevoeligheid van zilverzouten, ontdekt in 1727. Gecombineerd leidden deze uitvindingen tot een camera met een lens, waarin een met zilverzout bedekte plaat werd belicht. De Fransman Daguerre (1787-1851) en de Engelsman Talbot (1800-1877) ontwikkelden, vrijwel gelijktijdig, een fotografische techniek uit dit gegeven. Beide technieken bleven concurreren tot circa 1855.
