De eigenschappen van de mens werden al in de klassieke oudheid in vier groepen verdeeld: de vier temperamenten. Deze temperamenten hebben te maken met vier verschillende lichaamsvochten, de zogenaamde humoren: bloed, gele gal, zwarte gal en slijm.
In de ideale situatie zijn de vier lichaamsvochten met elkaar in evenwicht. Maar meestal overheerst er één. Dan ontstaat het bijbehorende temperament: - bloed = het sanguinische (sensuele) temperament; - gele gal = het cholerische (wrede) temperament; - zwarte gal = het melancholische (sombere) temperament; - slijm = het flegmatische (trage) temperament. In de christelijke traditie werden de temperamenten in verband gebracht met de verbanning uit het paradijs. In het paradijs waren de temperamenten nog in evenwicht, maar sinds de zondeval is de mens gedoemd om steeds door één van de vier overheerst te worden.
