De sprinkhaan behoort tot de groep rechtvleugelige insecten en heeft zes poten. Dankzij de krachtige spieren in zijn achterpoten kan hij heel ver springen.
Er zijn ongeveer 9.000 verschillende soorten sprinkhanen ter wereld.De grootste sprinkhaan is meer dan 25 centimeter lang, de kleinste sprinkhaan is maar zes millimeter. Sprinkhanen die tussen groene bladeren en gras leven zijn groen en sprinkhanen die dicht bij de grond leven zijn bruinachtig. Zij hebben dezelfde kleur als hun leefomgeving. Het lichaam van de sprinkhaan bestaat uit drie delen: de kop, het borststuk en het achterlijf. Hij heeft vijf ogen: twee grote samengestelde ogen waar hij helemaal rondom mee kan zien en drie kleine ogen.
Net als andere insecten heeft de sprinkhaan geen ruggengraat. Zijn skelet, dat huidpantser of huidskelet wordt genoemd, zit aan de buitenkant van het lichaam. De voelsprieten van een sprinkhaan zijn korter dan die van een krekel. De sprinkhaan produceert geluid door snel met zijn achterpoten tegen de verdikking van zijn voorvleugels te strijken. Aan de binnenkant van elke achterpoot ligt een rij met kleine pinnetjes.
De zang van een mannetje verandert als het weer verandert. Wanneer het warmer wordt gaat hij sneller tsjirpen. De meeste vrouwtjes tsjirpen niet, behalve om kenbaar te maken dat zij bereid is te paren. De verwanten van de sprinkhaan zijn cicaden, krekels en sabelsprinkhanen.
